- courant
- courant1 [koerã]〈m.〉1 stroom 〈water, elektriciteit, lucht〉 ⇒ stroming2 loop 〈van tijd〉3 lopende termijn 〈van rente〉♦voorbeelden:1 courant d'air • luchtstroom, tocht〈figuurlijk〉 se déguiser en courant d'air • in het niets verdwijnencourant de marée • getijdebeweging, vloed-, ebstroomcourant de pensée • filosofische stroming, denkrichtingcourant continu • gelijkstroomle courant ne passe pas • er is geen stroom; 〈figuurlijk〉het klikt niet〈figuurlijk〉 il remonte le courant • het gaat bergopwaarts met hemremonter le courant • stroomopwaarts gaansuivre le courant • stroomafwaarts gaan; 〈figuurlijk〉met de stroom meezwemmen, meegaan¶ être au courant • op de hoogte zijnmettre au courant • op de hoogte brengense tenir au courant de qc. • zich van iets op de hoogte houden→ prise————————courant2 [koerã]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 stromend2 lopend ⇒ huidig3 gangbaar ⇒ gewoon4 lopend♦voorbeelden:2 le cinq courant • de vijfde van deze maandcourant février • in de loop van februari3 langage courant • omgangstaalmonnaie courante • gangbaar, wettig betaalmiddelproblème courant • veel voorkomend probleem1. m1) stroom, stroming2) loop [tijd]3) lopende termijn [rente]2. adj1) stromend2) gangbaar3) actueel4) lopend
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.